print

Methodes voor de berekening van het forfait - De berekening van het forfait

U vindt hier de antwoorden op mogelijke vragen over de berekening van het forfait.

Op deze pagina:


1. Waarom zijn er geen verblijven als ”outliers” beschouwd op basis van de uitgaven voor geneesmiddelen in plaats van op basis van de verblijfsduur?


Enerzijds is beslist om de “outliers” vast te stellen op basis van de verblijfsduur, aangezien die sterk afhangt van de bijzondere eigenschappen van de patiënt, bijvoorbeeld de comorbiditeit.

Anderzijds, en voor zover de “outliers” van de verblijven integraal zijn opgenomen in de berekening van de enveloppe van het ziekenhuis en deze verblijven als “outliers” waren beschouwd op basis van de uitgaven voor geneesmiddelen, zouden sommige ziekenhuizen misschien hebben geprobeerd om nu een “outlierskapitaal” te creëren om in de toekomst aan de forfaitarisering te ontsnappen, waardoor tegelijkertijd overconsumptie wordt veroorzaakt. Om dat te vermijden, leek het beter om het begrip ‘outliers’ in termen van verblijfsduur op te nemen. De ziekenhuizen hebben er inderdaad geen belang bij om de verblijfsduur onnodig te verlengen, omdat er een bestraffingsysteem bestaat in de berekening van het budget van de financiële middelen in het geval van overschrijding van de gemiddelde verblijfsduur. 

2. Zijn de ligduuroutliers berekend per leeftijdsklasse?

Neen, de limiet om te bepalen of een verblijf al dan niet outlier is gebeurt per Apr-drg en per graad van ernst.

3. Waarom zijn de graden van ernst 3 en 4 niet uitgesloten, zoals voor het systeem van de referentiebedragen?

 
Om dezelfde redenen waarom sommige specifieke APR-DRG’s niet uit het forfaitariseringssysteem zijn uitgesloten, heeft de werkgroep van de Multipartite geoordeeld dat er geen reden was om de graden van ernst 3 en 4 uit te sluiten op voorwaarde dat er per graad van ernst verschillende gemiddelden werden berekend. De werkgroep was er zich eveneens van bewust dat de uitsluiting van de graden van ernst 3 et 4 had kunnen leiden tot een zekere “creativiteit” van de ziekenhuizen inzake de MZG-codering.


4. Kunt u de betekenis van Txh uit artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 2006 toelichten?

 
De Txh stemt overeen met de correctiefactor die rekening houdt met de niet-gekoppelde verblijven van het ziekenhuis. Om het ziekenhuis niet te straffen voor die niet-gekoppelde verblijven, worden de geforfaitariseerde bedragen van de farmaceutische producten betreffende deze verblijven integraal opgenomen in de enveloppe van het ziekenhuis.


5. Waarmee stemt Ah van de formule uit artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 2006 overeen?

 
De verblijven die in het bestand “Séj_Verb_710XXX.xls” zijn opgenomen, hebben uitsluitend betrekking op de patiënten van de verzekeringsinstellingen. Bijgevolg is Ah het totale aantal VI-verblijven.


6. Waarom zijn de rest-APR-DRG’s 950 tot 956 uitgesloten en niet de specifieke APR-DRG’s zoals APR-DRG 004 en 005 (tracheotomie)?

 
Met betrekking tot de rest-APR-DRG’s gaat het om verblijven waarbij de hoofdverstrekking niet in verband staat met de voornaamste diagnose (950, 951 en 952) of om verblijven met een foute codering (955 en 956). De werkgroep meende dat er een te grote variabiliteit van de uitgaven voor geneesmiddelen voor die APR-DRG’s bestond en dat een nationaal gemiddelde de werkelijkheid niet of slechts in beperkte mate weerspiegelde. De uitgaven met betrekking tot deze APR-DRG’s zijn dus in het eindforfait opgenomen voor het hele bedrag van de werkelijke uitgaven van het referentiejaar.
 
In plaats van sommige specifieke APR-DRG’s uit het forfaitariseringsysteem te sluiten, heeft de werkgroep geopteerd voor de uitsluiting van een lijst van specifieke geneesmiddelen.
De werkgroep heeft de aanbevelingen van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) gevolgd; deze zijn beschikbaar op zijn website.


7. Waarom zijn de niet-gekoppelde verblijven gevaloriseerd tegen hun reële kostprijs?

 
In 2003 vertegenwoordigden de niet-gekoppelde verblijven 4% van de verblijven voor alle acute algemene ziekenhuizen. De werkgroep van de Multipartite acht het noodzakelijk om een correctiefactor in te voeren in de formule voor de berekening van de enveloppe van het ziekenhuis opdat daarmee rekening wordt gehouden. Deze fout kan immers moeilijk aan het ziekenhuis worden toegeschreven en het zou dus onrechtvaardig zijn om de ziekenhuizen te straffen die een lager volledigheidspercentage hebben dan het gemiddelde. In de optiek van het “niet straffen” van het ziekenhuis werd beslist om de gekoppelde verblijven ter waarde van hun reële kostprijs in de enveloppe van het ziekenhuis op te nemen.
 

8. Bijkomende toelichting bij de methode om het budget voor de forfaitarisering  vast te leggen?

Op basis van de uitgaven voor farmaceutische specialiteiten over verschillende jaren konden we duidelijke jaarlijkse tendensen vastleggen voor de specialiteiten opgenomen op de uitsluitingslijst en voor de specialiteiten die vallen onder de forfaitarisering.

Die tendensen lieten een extrapolatie naar de volgende jaren toe. Die extrapolatie is aangepast, rekening houdend met de genomen besparingsmaatregelen.
Het totale verkregen budget is ten slotte aangepast, rekening houdend met de facturering aan 25% in het kader van deze forfaitarisering.

Contacten

Directie Research, Development & Quality (RDQ)

Tel: +32(0)2 739 78 65

E-mail: rdq@riziv-inami.fgov.be

​Galileelaan 5/01
1210 Brussel