Appendix A — Vragenlijsten

A.1 Vragenlijst pijnbehandeling

A.1.1 Welke vormen van anesthesie worden er aangewend bij een geplande keizersnede in het ziekenhuis?

A.1.2 Welke vormen van anesthesie worden er aangewend bij een ongeplande keizersnede in het ziekenhuis?

A.1.3 Wordt de combinatie van een lokaal anestheticum en een morfine-agens aangewend bij een keizersnede onder epidurale anesthesie?

A.1.4 Gelieve aan te duiden welk morfine-agens wordt verkozen in geval van een epidurale anesthesie?

A.1.5 Wordt bij een keizersnede met spinale anesthesie de combinatie van een lokaal anestheticum en/of een morfine-agens in de subarachnoïdale ruimte geïnjecteerd?

A.1.6 Gelieve aan te duiden welk morfine-agens er wordt verkozen.

A.1.7 Gelieve aan te duiden welk morfine-agens er wordt verkozen.

A.1.8 Wordt er systematisch gepeild naar de patiëntentevredenheid betreffende de toegepaste anesthesie tijdens de bevalling (ongeacht de bevallingsmethode)?

A.1.9 Welke vormen van analgesie worden er direct postoperatief toegepast bij een keizersnede?

A.1.10 Indien de keizersnede wordt uitgevoerd onder epidurale anesthesie, dan zal postoperatief bij voorkeur…

A.1.11 Indien de keizersnede wordt uitgevoerd onder algemene anesthesie, dan zal postoperatief bij voorkeur…

A.1.12 Wordt TAP block (perioperative transversus abdominis plane) analgesie toegepast na een keizersnede?

A.1.13 In geval van een PCIA pomp, welke medicatie wordt er toegediend?

A.1.14 In geval van analgesie PO, welke medicatie wordt er toegediend?

A.1.15 In geval van IV analgesie (zonder pijnpomp), welke medicatie wordt er toegediend?

A.1.16 Wordt er systematisch gepeild naar de patiëntentevredenheid betreffende het pijnmanagement tijdens de post-partum periode (ongeacht de bevallingsmethode).

A.1.17 Worden er andere middelen aangewend voor pijncontrole na een keizersnede?

A.2 Vragenlijst organisatie

A.2.1 Hoeveel bedden met kernletter M - kraaminrichting zijn voorbehouden voor de MIC-afdeling (Maternal Intensive Care)?”

A.2.2 Over hoeveel operatiekamers voor keizersnede beschikt het verloskwartier in het ziekenhuis?”

A.2.3 Over hoeveel bevallingskamers beschikt het verloskwartier in het ziekenhuis?”

A.2.4 Hoeveel arts-assistenten gynaecologie in opleiding (ASO) zijn momenteel actief op de dienst?”

A.2.5 Hoe wordt de wachtrol (met betrekking tot bevallingen) vervuld door de gynaecoloog-verloskundige?”

A.2.6 Hoe wordt de wachtrol (met betrekking tot bevallingen) vervuld door de arts-assistent gynaecologie in opleiding (ASO)?”

A.2.7 Beschikt het bevallingskwartier 24/24u over”

A.2.8 In geval van een urgente keizersnede, zal deze ingreep plaatsvinden binnen de 30 min na de beslissing?”

A.2.9 In geval van een urgente keizersnede, zal deze ingreep plaatsvinden binnen de 15 min na de beslissing?”

A.2.10 Hoeveel vroedkundigen (VTE) zijn er gemiddeld per 24u per bevallingskamer voorzien?”

A.2.11 Hoeveel verschillende vroedkundigen (fysieke personen) zijn er gemiddeld per 24u per bevallingskamer werkzaam?”

A.2.12 Welke soort shiften bestaan er voor de vroedkundigen op het verloskwartier tijdens de daguren van maandag tot vrijdag?”

A.2.13 Welke soort shiften bestaan er voor de vroedkundigen op het verloskwartier tijdens de nachturen?”

A.2.14 Welke soort shiften bestaan er voor de vroedkundigen op het verloskwartier tijdens het weekend?”

A.2.15 Wordt de kwaliteit van de zorgverlening op de materniteit op regelmatige basis geëvalueerd?”

A.2.16 Welke vormen van auto-evaluatie zou de dienst eventueel overwegen om de kwaliteit van de zorgverlening (medisch/verpleegkundig/verloskundig) te beoordelen?”

A.2.17 Welke vormen van auto-evaluatie voor de kwaliteit van de zorgverlening (medisch/verpleegkundig/verloskundig) zijn momenteel van toepassing op de dienst materniteit-verloskunde?”

A.2.18 Welke te nemen acties kunnen een impact hebben op het beleid betreffende de methode van bevalling (vaginale bevalling of keizersnede)?”

A.2.19 Gelieve aan te duiden op welk domeinen er veranderingen zijn geweest sinds 2018, die impact kunnen hebben op de organisatie en de klinische praktijk van de materniteit van uw ziekenhuis.”

A.2.20 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de inductie van een bevalling gebaseerd op richtlijnen? ”

A.2.21 Welke medicatie of behandeling wordt er aangewend in het kader van een inductie van de bevalling?”

A.2.22 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de toepassing van een episiotomie gebaseerd op richtlijnen?”

A.2.23 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot toepassing van instrumentele vaginale bevallingen gebaseerd op richtlijnen?”

A.2.24 Wordt het ERAS programma toegepast bij een geplande keizersnede in het kader van een versneld herstel na operatie?”

A.3 Vragenlijst patiententraject

A.3.1 Beschikt het ziekenhuis over een geformaliseerd prenataal zorgpad?

Indien dit ter beschikking is, gelieve de zorgverleners die betrokken zijn bij het prenataal zorgpad, en de frequentie van de zorgcontacten (consultaties) in het zorgpad aan te geven. Gelieve de keuze aan te duiden die de dagelijkse praktijk het best weerspiegelt.

A.3.2 Duid aan welke informatie er ter beschikking wordt gesteld door het ziekenhuis aan de patiënten in het kader van zwangerschapsopvolging en bevalling.

A.3.3 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de indicatiestelling van een geplande keizersnede gebaseerd op richtlijnen?

A.3.4 Indien het ziekenhuis beschikt over richtlijnen met betrekking tot de indicatiestelling van een geplande keizersnede, bevat dit het bevragen van een tweede opinie?

Welke maternale kenmerken zouden een invloed kunnen hebben op de bevallingsmethode en aanleiding geven tot een geplande keizersnede?

A.3.5 Welke foetale kenmerken zouden een invloed kunnen hebben op de bevallingsmethode en aanleiding geven tot een geplande keizersnede.?

A.3.6 Welke maternale en/of foetale kenmerken worden in rekening gebracht bij het overwegen van een pelvimetrie tijdens de zwangerschap?

A.3.7 In geval van een à terme stuitligging (>37 weken zwangerschapsduur) wordt het volgende beleid voorgesteld?

A.3.8 In geval van een bichoriale-biamniotische tweeling zwangerschap, waarbij tweeling 1 in vertex positie ligt, wordt het volgende beleid voorgesteld

A.3.9 In geval van een monochoriale tweeling zwangerschap, waarbij tweeling 1 in vertex positie ligt, wordt het volgende beleid voorgesteld

Wat is het beleid van de dienst wanneer de ouder(s) een keizersnede verzoeken zonder medische redenen?

A.3.10 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de indicatiestelling van een urgente keizersnede gebaseerd op richtlijnen?

A.3.11 Beschikt het ziekenhuis over een geformaliseerd zorgpad voor geplande keizersneden?

A.3.12 Indien het ziekenhuis beschikt over een formeel zorgpad voor geplande keizersneden, gelieve de zorgverleners aan te duiden die betrokken zijn in het zorgpad, of waarvoor deze van toepassing is.

A.3.13 Beschikt het ziekenhuis over een geformaliseerd zorgpad voor ongeplande keizersneden?

Indien het ziekenhuis beschikt over een formeel zorgpad voor ongeplande keizersneden, gelieve de zorgverleners aan te duiden die betrokken zijn in het zorgpad, of waarvoor deze van toepassing is.

A.3.14 Wordt er een partogram gebruikt bij de opvolging van de arbeid?

A.3.15 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot het gebruik van een partogram gebaseerd op richtlijnen?

A.3.16 Welke foetale monitoring methodes worden er aangewend tijdens het toezicht op de arbeid?

A.3.17 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de conversie van een vaginale bevalling naar een spoed-keizersnede gebaseerd op richtlijnen?

A.3.18 Beschikt u over een geformaliseerd klinisch zorgpad met betrekking tot het beleid rond de preventie en behandeling van een post-partum hemorragie?

A.3.19 Welke behandelingen worden er toegepast in het kader van de preventie van een post-partum hemorragie?

A.3.20 Welke behandelingen worden er toegepast in het kader van de behandeling van een post-partum hemorragie?

A.3.21 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de toepassing van tromboprofylaxe bij een keizersnede gebaseerd op richtlijnen?

A.3.22 Welke geneesmiddelen worden er aangewend?

A.3.23 De dosering van het geneesmiddel wordt bepaald aan de hand van

A.3.24 Welke niet-medicamenteuze therapie wordt er toegepast in het kader van trombosepreventie bij een keizersnede?

A.3.25 Wordt de klinische praktijk met betrekking tot de toepassing van antibioticaprofylaxe bij een keizersnede gebaseerd op richtlijnen?

A.3.26 Welke geneesmiddelen worden er aangewend als antibioticaprofylaxe bij een keizersnede?

A.3.27 Op welk ogenblik van de ingreep wordt de antibioticaprofylaxe toegediend?

A.3.28 Wordt het voorschrift, het type antibioticum, de dosering en het tijdstip van toediening elektronisch geregistreerd?

A.3.29 Naar welke zorgverleners worden de patiënt en de neonaat verwezen na ontslag uit het ziekenhuis?

A.3.30 Naar wie en onder welke vorm worden de ontslagbrieven na een bevallingsverblijf verstuurd?

A.3.31 Beschikt het ziekenhuis over een formeel zorgpad voor de ambulante opvolging van de post-partum periode na een keizersnede?

A.3.32 Als er een geformaliseerd klinisch traject voor poliklinische post-partum beschikbaar is, kunt u dan specificeren wie de belanghebbenden zijn?