5.4 Transitie van CT naar MRI

Het aantal CT-onderzoeken (\(67\)% in 2019) in verhouding tot het aantal MRI-onderzoeken (\(33\)%) in België daalde met \(1\)% gedurende die periode. Daaruit blijkt dat de transitie van CT naar MRI-onderzoeken nog verdere aandacht verdient. We zien hier zowel een rol voor het moduleren van de verstrekkingen als van het aantal beschikbare toestellen. Voor de verstrekkingen zijn er twee aangrijpingspunten namelijk op het moment van voorschrijven en op het moment van uitvoering. Voor de toestellen kan er zowel een beperking gesteld worden op de CT-toestellen als de MRI-toestellen die een ziekenhuis in gebruik mag hebben. Op dit moment wordt dit in het protocolakkoord gedaan voor het aantal MRI-toestellen.

5.4.1 Sturen van voorschrijven van MRI boven CT

Er is een variëteit aan voorschrijvers. Voor deze bespreking maken we een onderscheid tussen interne en externe voorschrijvers. Interne voorschrijvers zijn artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn waar het onderzoek wordt uitgevoerd en externe voorschrijvers zijn van buiten het ziekenhuis afkomstig (bijv. huisartsen).

5.4.1.1 Interne voorschrijvers

Uit antwoorden op de vragenlijsten blijkt dat ziekenhuizen die een beleidsaanpassing gedaan hebben voor het verminderen van CT een statisch significant en substantieel hogere proportie MRI-verstrekkingen uitvoeren, zijnde 40% [20-60%] meer kans op een MRI i.p.v. een CT. We verwachten dat eenduidige en kwalitatieve interne procedures zo’n beleid verder faciliteren. Dit komt bij andere te verwachten voordelen van goede interne procedures naar kwalitatieve medische beeldvorming toe. Deze procedures zullen aangepast moeten zijn aan de specifieke context van het ziekenhuis, of zelfs aan de specifieke campus. Echter zullen deze op grote lijnen overeenkomen zodat een harmonisering binnen de ziekenhuisnetwerken door het delen van de interne procedures een verbetering kan zijn. Deze procedures zijn idealiter gebaseerd op internationale richtlijnen wanneer deze beschikbaar zijn. Specifiek voor ziekenhuizen met een relatief laag aandeel van de MRI in de fractie \(\frac{MRI}{MRI+CT}\) kan het gebruik van interne procedures mogelijks een verbetering kunnen zijn. Er is potentieel voor ziekenhuizen om meer van interne procedures gebruik te maken. Op basis van de vragenlijsten stellen we vast dat er voor de meeste items die bevraagd werden in een substantieel deel van de ziekenhuizen geen interne procedure aanwezig is. Voor specifieke patiënt populaties (kinderen, zwangere) is het belangrijk om via onder meer kwalitatieve interne procedure de blootstelling aan ioniserende stralen te beperken waar mogelijk. Hetzelfde geldt voor radioprotectie in brede zin.

5.4.1.2 Externe voorschrijvers

We zien dat er specialismen zijn waarbij er duidelijke regionale verschillen zijn in het voorschrijfgedrag rond zware medische beeldvorming, zie de resultaten in sectie 4.4. Specifiek voor externe voorschrijvers zien we dat de huisartsen in Wallonië gemiddeld bij meer raadplegingen een CT voorschrijven. Voor MRI-voorschriften is er variatie op arrondissementsniveau, maar zien we geen duidelijk verschil tussen de gewesten. Voor externe voorschrijvers kunnen verdergaande opleidingen een beter voorschrijfgedrag faciliteren. Daarnaast kan een technisch hulpmiddel deze voorschrijvers bijstaan om tot een meer evidence based voorschrijfgedrag rond medische beeldvorming te komen. We kijken hierbij opnieuw in de richting van digitalisatie en clinical decision support systemen.

5.4.2 Sturen van uitvoering van CT naar MRI

Een arts-specialist in de röntgendiagnose kan een onderzoek met ioniserende straling vervangen door een ander onderzoek wanneer dat gepast is. Dit is een manier die voorzien is om op vlak van de uitvoering een shift te bewerkstelligen van CT-onderzoeken naar MRI wanneer dat opportuun wordt geacht door de arts-specialist.

In het licht van de diagnostische vraagstelling en op basis van de klinische context voert een arts-specialist in de röntgendiagnose het meest aangewezen onderzoek uit. De arts-specialist in de röntgendiagnose kan een of meerdere onderzoeken die door de voorschrijver worden voorgesteld vervangen door een ander onderzoek van artikel 17 of artikel 17bis. Elke vervanging wordt in het protocol toegelicht. Bij het bepalen van het aangewezen onderzoek wordt rekening gehouden met reeds eerder uitgevoerde relevante onderzoeken die bekend zijn.42

Het vervangen van een onderzoek is vervat in het consultance honorarium. Dat dekt, onder andere, de evaluatie van de klinische toestand en de keuze van de onderzoeken. Substitutie wordt op dit moment niet afzonderlijk geregistreerd.

Bij de uitvoering van de medische beeldvorming zijn er grote verschillen in het beleid betreffende het informeren van patiënten en hun begeleiders op het niveau van de ziekenhuisdiensten. De bevraagde informatie-items zijn gebaseerd op het Belgisch handboek voor klinische audits in de medische beeldvorming.43 De patiënt heeft het recht om geïnformeerd te worden voor het onderzoek plaatsvindt.44 Het criterium ‘voorbereiding’ van een onderzoek peilt naar gemak waarmee de patiënt zich op een correcte manier kan aanmelden op de dienst medische beeldvorming (maken van een afspraak, identificatie met eID, voorbereidende vragenlijst, weigering van een onderzoek, …). De identificatie van de patiënt is een belangrijke stap van het zorgpad voor een onderzoek medische beeldvorming. Misidentificatie en de daaruit voortvloeiende (foutieve) interventies brengen zowel een medische als financiële kost met zich mee.45 In richtlijnen van Angelsaksische origine zijn verschillende aanbevelingen terug te vinden die tot een correcte identificatie van de patiënt en de gevraagde beeldvorming moeten leiden.46 Daarnaast vinden wij in de literatuur aanwijzingen voor technologieën die mogelijks in de toekomst kunnen gaan bijdragen aan een lagere foutmarge.47